Goud is een zacht, helder, geel, natuurlijk materiaal dat miljoenen jaren geleden onder enorme druk is ontstaan in de dieper gelegen lagen van de aardkorst.
Hoewel goud voor het eerst werd ontdekt in rivierbeddingen in Azië en Afrika, wordt goud vandaag de dag voornamelijk verkregen via ondergrondse mijnwinning. Een intensief en moeilijk proces. Op een diepte van 3000 meter moet gemiddeld drie ton erts gedolven en verwerkt worden om één ons goud te winnen. Goud is zeldzaam, ook omdat het sinds de 6e eeuw na Christus heeft gediend als betaal-middel.
Zuiver goud komt zelden voor, het is erg zacht. Daarom is er meestal sprake van een legering met andere metalen, waardoor het goud de eigenschappen krijgt die nodig zijn om er iets van te maken. Kleur, hardheid, taaiheid of kneedbaarheid van het mengsel worden bepaald door de toegevoegde materialen.
Wanneer bij de kwaliteitsaanduiding van goud van karaat wordt gesproken, bedoelt men de legering – ook wel gehalte genoemd – van het goud, met ‘karaat’ bij edelstenen geven we het gewicht van de stenen aan.
18 Karaat goud betekent 750/1000 goud en 250/1000 toegevoegde metalen. De toevoeging van de andere metalen zorgt ervoor dat het goud de eigenschappen krijgt die nodig zijn voor het te vervaardigen object. De kleur, de hardheid, de taaiheid/kneedbaarheid van de goudlegering die uiteindelijk voor een juweel gebruikt gaat worden wordt bepaald door de toegevoegde materialen.
Zilver is een zacht, wit, natuurlijk materiaal, dat net als goud behoort tot de groep edelmetalen. Zilver roest en vergaat niet waardoor het duurzaam is. Daarnaast is zilver gemakkelijk te bewerken omdat het een zacht metaal is.
In tegenstelling tot goud wordt zilver zelden in zuivere toestand in de natuur gevonden. Meestal wordt zilver in verbinding met niet-edele metalen als lood en koper gedolven. Dit mengsel wordt bewerkt om het zuivere zilver te scheiden van overige metalen.
Zilver wordt gewonnen in mijnen in Canada, de Verenigde Staten, Zuid-Amerika en Australië.
Puur zilver is van nature te zacht om verwerkt te worden tot een sieraad of gebruiksvoorwerp. Het zou te snel slijten of verbuigen waardoor het onbruikbaar wordt. Daarom wordt zilver samengesmolten met andere metalen, zoals met koper. Er ontstaat een legering, waarbij de hoeveelheid puur zilver in zo’n legering het zilvergehalte bepaalt. Dit zilvergehalte wordt in duizendsten aangegeven .
Diamant wordt wel de ‘koning der edelstenen’ genoemd. Toch is deze edelsteen heel eenvoudig van samenstelling.
Diamant bestaat uit zuivere koolstof die kristalliseert ten gevolge van zeer hoge druk en hoge temperatuur. Dergelijke omstandigheden vinden we enkel op een diepte van 150 tot 200 km onder het aardoppervlak. Daar precies ontstaat diamant. Diamant vindt zijn weg naar het aardoppervlak door vulkanische uitbarstingen. Het vulkanisch materiaal dat diamant bevat noemen we ‘kimberliet’.
Hoewel het merendeel van de diamanten kleurloos lijkt, hebben ze vaak een gele of bruine tint. De mooiste kleur voor een diamant is kleurloos want alleen een kleurloze diamant heeft een volmaakte prismawerking.
Voordat een ruwe diamant, die niet te onderscheiden is van een kiezelsteen, in alle pracht in een sieraad schittert, gaat daar een aantal bewerkingen aan vooraf. Diamant is de hardste steen die we kennen, vandaar dat de diamantslijper zijn vakmanschap alleen maar kan uitoefenen met diamant. De ruwe steen wordt eerst zorgvuldig bestudeerd om met zo min mogelijk gewichtsverlies een optimale slijpvorm te verkrijgen en dan pas gaat de slijper aan het werk om heel precies de facetten op de steen aan te brengen.
Bij de meest bekende vorm, het briljantslijpsel, zijn dit 57 facetten. De vlakjes moeten symmetrisch geslepen worden, zodat vanuit alle richtingen het licht kan worden opgevangen en weerkaatst. Naast briljant zijn er nog andere belangrijke vormen: de ovaal, markies, hart, emeraude en peer. Tot slot het slijpsel en de slijpvorm. Door het vakmanschap van de slijper komt de schittering van een diamant optimaal tot zijn recht. De slijpvorm die gekozen wordt, is afhankelijk van persoonlijke smaak.
De waarde van een diamant wordt bepaald door een combinatie van vier verschillende kwaliteitsnormen, die de vier C’s genoemd worden:
• Karaatgewicht (carat weight)
Bij alle edelstenen en dus ook bij de diamant wordt het gewicht uitgedrukt in karaten. Het woord karaat is afgeleid van een natuurlijke gewichtseenheid: de zaadjes van de Johannesbroodboom. Vroeger werden deze zaadjes gebruikt als gewichtseenheid. Nu is één karaat op 0,2 gram vastgesteld en onderverdeeld in honderd ‘puntjes’.
• Zuiverheid (clarity)
Bijna alle diamanten bevatten minuscule sporen van niet gekristalliseerde koolstof of andere mineralen. De meeste onzuiverheden worden pas zichtbaar onder een loep. Ze worden ‘insluitsels’ genoemd en ze zijn als het ware de vingerafdrukken van de diamant omdat ze elke diamant volstrekt uniek maken. Globaal geldt: hoe minder insluitsels een diamant heeft, des te zeldzamer en dus kostbaarder hij is. Een diamant die bij een tien maal vergrotende loep geen insluitsels vertoont, wordt loepzuiver genoemd.
• Kleur (colour)
Hoewel het merendeel van de diamanten kleurloos lijkt, hebben ze vaak een gele of een bruine tint. De mooiste kleur voor een diamant is kleurloos want alleen een kleurloze diamant heeft een volmaakte prismawerking. Echt uitzonderlijk zijn diamanten met een natuurlijke groene, rode, blauwe, roze of ambergele kleur. Deze zeldzame edelstenen worden ‘fancy colours’ genoemd.